De wereldkampioen tijdrijden, Rohan Dennis, stapte vandaag onverwacht uit de Tour. Dennis had van de tijdrit van morgen een doel gemaakt, maar of hij had gewonnen zullen we nooit weten. Stiekem wordt al enige tijd gefluisterd dat Dennis niet tevreden is over zijn tijdritfiets. De fiets waar hij bij zijn oude ploeg BMC op reed zou volgens hem sneller zijn. Gevalletje van "het ligt aan de keu en niet aan de biljartspeler"? Of is hier sprake van een ouderwets staaltje indekken? Hoeveel invloed heeft het materiaal? Wij duiken erin.
Frontaal oppervlak
Allereerst is het belangrijk op te merken dat het frontaal oppervlak de meest belangrijke factor is in een tijdrit. De tijdritfiets is hier een véél kleiner onderdeel van dan het lichaam van de renner zelf. De houding van de renner zal dus altijd een veel grotere rol spelen dan het materiaal. Een paar cm dieper zitten kan veel meer effect hebben dan een ander merk fiets.
Laten we in dit geval aannemen dat Dennis op zijn huidige fiets, een Merida, precies hetzelfde zit als op zijn oude BMC.
Kleine markt
De markt voor tijdritfietsen is klein en de ontwikkeling kost heel veel geld. Mallen maken is duur en dat geldt ook voor tests in de windtunnel. Door de geringe vraag naar tijdritfietsen en de hoge kosten is het aanbod klein en gaan modellen soms meerdere jaren mee. In de WorldTour is het niet ongebruikelijk dat jaren achtereen dezelfde frames worden gebruikt (al dan niet overgespoten). Het is simpelweg geen interessante markt voor de frameconstructeurs. Toch zijn er wel fabrikanten die er een doel van maken een zo snel mogelijke fiets te produceren. Merken als Cervélo, Specialized en ook BMC mogen daartoe worden gerekend. Alhoewel Merida na Giant de grootste fietsenconstructeur ter wereld is, en bovendien 50% aandeelhouder van Specialized, staan ze niet meteen bekend om hun snelle TT-materiaal.
Het frame
Helaas worden TT-frames niet op grote schaal in de windtunnel getest, of beter gezegd: de testresultaten zijn niet publiek toegankelijk. We moeten het dus doen met tests uit het verleden. Op de site aeroweenie.com staan een groot aantal van dat soort tests verzameld. Het gaat soms om triatlonframes, maar die zijn behoorlijk vergelijkbaar met TT-frames. Kijkende naar bijvoorbeeld deze en deze testresultaten, dan zien we dat het het verschil tussen beste en het slechtste frame toch een extra weerstand van 100 gram oplevert. Omgerekend naar watts komt dat bij 45 km/uur ongeveer op 15 watt.
Wielen
Ook de wielen kunnen een enorm verschil maken. Natuurlijk rijden de WT-teams allemaal met aerodynamische wielen, maar ook binnen die categorie kan enorm veel verschil zitten. Onder meer het aantal spaken, en de vorm van de velg, het profiel en de breedte spelen een belangrijke rol. De ontwikkeling op dit vlak is enorm. Zo testte Zipp hun eigen 808 wiel van een aantal jaar geleden en vergeleek het met de huidige generatie 808. Het verschil bleek zelfs nog meer dan 100 gram weerstand te zijn (>15 watt). Een typisch gevalletje van "wij van WC eend" hoor ik je denken, maar ook uit deze, weliswaar wat verouderde test wordt duidelijk dat zelfs aerodynamsiche wielen onderling zo maar 10 watt winst kunnen opleveren.
Banden
Op banden zal Dennis zich niet kunnen beroepen, want zowel BMC als Bahrain Merida rijden met dezelfde banden van Continental. Toch kunnen banden wel degelijk veel verschil maken. Op bicyclerollingresistance.com is het mogelijk verschillende banden met elkaar te vergelijken. Bij 29 km/uur is het verschil tussen een Continental Competition tube of het equivalent van Schwalbe of Vittoria niet groot: slechts 2 watt. De profs krijgen van Continental overigens speciale, niet voor consumenten verkrijgbare Competition tubes met een latex binnenband, waardoor het verschil in de praktijk bijna 0 zal zijn.
bron: bicyclerollingresistance.com
Vergelijken we echter de snelste band in de database (Vittoria Corsa Speed G+ 2.0 tubeless) met een Conti Competition, wordt het verschil wel een stuk groter: 7 watt bij 29 km/uur. Ook hier lijkt het dus mogelijk om 10 watt te winnen, omdat het verschil toeneemt naarmate de snelheid toeneemt.
Overige onderdelen
Uiteraard bevat een tijdritfiets nog meer onderdelen. Een stuur bijvoorbeeld. Alhoewel keiharde data hier ontbreken ligt het in de lijn der verwachting dat ook hier verschillen kunnen ontstaan. Iets wat bijvoorbeeld Victor Campenaerts overigens maar al te goed wist, en om die reden liet hij een extra smalle basebar monteren tijdens zijn werelduurrecord. Waarschijnlijk is het verschil minder groot dan bij wielen en frame, maar een paar watt moet je hier zeker kunnen winnen.
Conclusie
Heleboel kleintjes maken één grote. Een renner die rijdt met een niet erg aerodynamische tijdritfiets, matig aerodynamische TT-wielen, gecombineerd met tubes met hoge rolweerstand en een niet-aerodynamische cockpit kan in een extreem geval zo maar 15+10+10+5=50 watt verliezen t.o.v. een renner die in alle categorieën met het beste van het beste rijdt.
45 watt is echter wel heel erg veel: zo'n 10% van wat een prof in een tijdrit wegtrapt. Het is niet waarschijnlijk dat het verschil tussen de Merida en de BMC zó groot is. Toch kan ook 20 of zelfs 10 watt al een enorm verschil betekenen. 10 watt is 2,5% van 400W. Op een tijdrit van een half uur levert dat al 45 seconden tijdswinst op.
Hoe het materiaal waar Dennis op reed precies scoort, is onbekend. Maar verhaal van Dennis kan niet direct als borrelpraat afgedaan worden. Al zullen we het nooit weten, want Dennis is niet gestart.