CycloWorld zal regelmatig aandacht besteden aan een onbekende of in ieder geval minder bekende col. Wil je eens wat anders rijden dan de Stelvio, Mont Ventoux of de Redoute? Dan geven we je hierbij inspiratie voor nieuwe avonturen en ontdekkingen.
Het WK wielrennen in Innsbruck is deze week in volle gang. Zondag is de apotheose. Nog nooit was er voor de mannen elite-renners zo'n zwaar parcours neergelegd. Ruim 250 kilometer en 4670 hoogtemeters liggen klaar. In de laatste tien kilometer wacht bovendien de zg. Höttinger Höll met een maximum van 28%. Ga er maar aan staan. Maar wie denkt dat dit het gekste is wat deze omgeving biedt heeft het mis. Het plaatsje Hall is een voorstadje van Innsbruck en hier begint het Halltal; zo'n beetje de overtreffende trap van steilewandfietsen.
Jarenlang was ik gegrepen door een internetpagina waar een foto van bordje te zien was met de sprekende cijfers 32%. Het betrof het Halltal, vlakbij Innsbruck. In 2016 was ik op vakantie in de buurt en vooraf had ik op internet gecheckt of deze weg nog steeds berijdbaar was. Dit gaf geen duidelijkheid en ik ging er eigenlijk vanuit dat het inmiddels was omgetoverd in een wat ze op zijn Duits een 'schotterweg' noemen. Een kiezelpad. Desondanks toog ik naar Hall om het eens met eigen ogen te aanschouwen. In het stadje zelf moest ik al lekker klimmen, maar dat liep nog lekker. Vlak voor het dal zag ik een andere wielrenner diezelfde kant op rijden. Zou het dan toch kunnen? Oei, dan ‘moet’ ik wel. De weg bleek inderdaad te beschikken over prima asfalt. Afgesloten voor auto’s en zelfs bedoeld als ‘fietspad’. Al direct ging het recht omhoog met stukken van 14%. Deze probeerde ik zo goed en zo kwaad mogelijk op te rijden. Ik wilde me koste wat het kost niet forceren.
Een enorme muur doemde op. En dat terwijl het asfalt hier al verticaal lag.
De andere renner bleef zo’n honderd meter voor me rijden en beiden hadden we er een slakkengangetje van rond de 5-6 km/u in zitten. Dit ging de eerste anderhalve kilometer zo door. Plots was hij uit beeld verdwenen. Was hij gedemarreerd? Was er een onoverzichtelijke bocht? Ik raakte even in verwarring. Maar zo snel als hij was verdwenen, zo snel kwam hij weer tevoorschijn. Tot mijn verbazing reed hij echter niet meer in dezelfde richting, nee, hij kwam me tegemoet. Hij groette vriendelijk en direct daarna snapte ik wat er was gebeurd. Een enorme muur doemde op. En dat terwijl het asfalt hier al verticaal lag. Holy shit! Dit was natuurlijk die 32%. Eén ding was duidelijk, het was geen kwestie van even tanden op elkaar en door rammen. Dit was serieus. De wanhoop moet mijn collegarenner om het hart geslagen zijn. Ik ben echter niet snel uit het veld te slaan; ik moest en zou rijdend boven komen. Ploeterend begon ik aan deze klus en reed al heel gauw in het rood. Het ging nu tergend langzaam, metertje voor metertje klauterde ik omhoog. Het eind was niet in zicht, dat lag ergens na de bocht. Althans dat hoopte ik. Eigenlijk dacht ik niet zoveel meer. 34*29 was veel te zwaar voor deze klus. Achterom kijkend zag ik een mountainbiker aankomen die mij met speels gemak naderde. De bevrijdende bocht lag nu op vijftig meter en met de huidige snelheid zou het nog wel een minuutje duren voordat ik daar was. Ik reed niet meer in het rood, maar donkerpaars. De pedalen kreeg ik niet meer rond. Dan maar even stoppen om op adem te komen. Ik hing over mijn stuur. Pffff, nog een klein stukje tot de bocht en hopelijk is daarna het einde van deze bizarre waanzin. Ondertussen reed de mtb’er me voorbij; ik was blij dat ik geen gedachten kon lezen. Ik had natuurlijk kunnen lopen, maar dat moest koste wat het kost voorkomen worden. Maar hoe stap je weer op je fiets? De enige mogelijkheid was om dwars over het smalle paadje te rijden, vliegensvlug in de pedalen te klikken en direct een bocht te maken. Hopelijk lukte dat. En warempel, met de nodige acrobatiek zat ik gelijk in de pedalen en kon de reis vervolgen. Na de bocht was het nog een meter of twintig waarna het steilste stuk geëindigd was. Hier werd het vlak en daar stond zowaar het ‘beroemde’ 32% bordje. Snel plaatste ik mijn fiets er tegenaan en maakte toch wel met enig trots de foto. Nu was de ergste klus geklaard dacht ik. Maar het werd al gauw weer heel pittig en de muur ging gewoon verder waar hij gebleven was. Geen stukken meer van +30%, maar 15-20% was eerder regel dan uitzondering. Enigszins bijkomen kon ik op de stukken van 12-13%. Nog een kilometer of twee ging dit zo door totdat uiteindelijk de verharde weg ophield. Done! Niks wees er echter op dat hier een monsterachtig fietspad eindigde. Geen bordje of wat dan ook.
Na het Halltal is klimmen nooit meer hetzelfde.
De afdaling was er eentje van alleen maar in de remmen knijpen en even tussentijds stoppen om de kramp uit de handen te halen. Heel rustig en zonder kleerscheuren belandde ik gelukkig weer bij de start van het dal. Wat een waanzin! Maar ik heb mijn foto. Tijdens het ritje naar de camping had ik nog een ander hellinkje gepland, de Kleinvolderberg. Zo’n onbeduidend ding waarin je 452 hoogtemeters overbrugt in 4,1 km. Maar wat deed het er toe? Na het Halltal is klimmen nooit meer hetzelfde.
Vanaf de voet van de Brennerpas in Innsbruck zijn er diverse wegen richting Hall. Zelf ben ik destijds gereden via Ampass en Häusern. De route vind je hieronder. Wie het WK gaat kijken volgende week heeft vanaf nu dus geen enkele smoes meer om niet naar het Halltal te gaan.
Heb je ook een suggestie voor een (on)bekende klim? Laat het ons weten via het contactformulier (wel even je mailadres en naam invullen).