De GFNY La Vaujany op 20 juni stond al maanden 'met potlood' de agenda. Het idee: een korte en krachtige trip naar Frankrijk, paar dagen cols strepen, de granfondo op zondag, maandag terug. Zo laat mogelijk beslissen, en alleen gaan bij goed weer.
Helaas waren de weersvoorspellingen tot aan de maandag ervoor werkelijk dramatisch. De trip was eigenlijk al afgeschreven. Maar opeens verbeterde alles. En niet zo’n beetje. Op woensdag de beslissing genomen toch te gaan. De agenda schoongeveegd, vrij genomen op het werk, hotels geboekt en opvang voor de kinderen geregeld.
Donderdag na het werk rijd ik in 5 uurtjes naar Nancy. Vanuit mijn Ibis Budget zie ik Nederland met 2-0 winnen van Oostenrijk. De wekker staat vroeg en na een snel ontbijt zit ik om 6:15 alweer achter het stuur voor de laatste 600 km. Rond 12:00 rijd ik Bourg St Maurice binnen.
Niet veel later begin ik aan een beklimming die al jaren op mijn bucketlist staat: de Col de l’Iseran, met 2770 meter de hoogste col van Europa. Het is perfect weer, de lucht is blauw en het is niet te warm. Het is nog heerlijk rustig op de klim, die pas afgelopen woensdag open is gegaan. Helaas heb ik vrij slechte benen, maar dat mag de pret niet drukken. Tot Val d’Isère is het niet bijzonder, daarna is het genieten met de hoofdletter G. De uitzichten worden mooier en mooier. Naarmate ik hoger kom, neemt ook de hoeveelheid sneeuw toe, tot ik dan eindelijk die zo illustere sneeuwmuren zie. Wat is dit mooi!
De Iseran is gelukkig geen lastige col, wel een hele lange. Ruim 46 km klimmen – geen kattepis. Onderweg kom ik een clubje Duitsers tegen die met liefde wat beeldmateriaal van mij willen schieten.
Bovenop even het obligate fotootje en daarna weer dezelfde weg terug. Dat is door de lengte nog een redelijke inspanning, zeker aangezien er nog een paar stukken geklommen moeten worden. Maar uiteindelijk bereik ik het dorp weer en plof ik neer op het terras en bestel een halve liter bier.
Die nacht slaap ik in Brides-les-Bains, dat ongeveer op een half uurtje rijden ligt. Mijn hotel luistert naar een naam die iedere wielrenner kent: Belvédère. Behalve het feit dat er alleen een bad is en geen douche is het een prima overnachtingsplaats. Ik eet wat in het dorp en kijk ’s avonds vanuit mijn hotelkamer de wedstrijd Engeland – Schotland.
Ik ben niet zonder reden in Brides-les-Bains neergestreken. Rond 8:00 fiets ik de parkeerplaats af voor wederom een bucketlist-klim: de Col de la Loze. De eerste 13 km brengen me naar het mondaine skidorp Meribel. Het is prima weer, heerlijk koel nog en het is rustig op de weg. De weg is breed en in prima staat. Stukken van 8% worden afgewisseld met makkelijkere stroken van 5-6%. Als kind heb ik vaak in Les 3 Vallées geskied, nog ver voordat Meribel onbetaalbaar werd. De herinneringen schieten door mijn hoofd. Mijn benen voelen gelukkig heel wat beter aan dan gisteren. In Meribel staat curieus geen enkel bord. Gelukkig heb ik de route op mijn fietscomputer staan. Zonder moeite wordt het begin van het fietspad naar de Col de Loze gevonden. Mijn verwachtingen zijn hooggespannen, en ik word bepaald niet teleurgesteld.
De eerste 3 km gaan door een bos en zijn op zich goed te doen. Steile stroken worden afgewisseld met makkelijkere delen. Maar zodra je het bos uitkomt, gaat het helemaal los. Het lijkt op een achtbaan, want het gaat niet altijd verticaal omhoog. Maar als dat wel zo is, dat is het ook meteen heel steil. Stroken tot 15% zijn geen uitzondering. Ik vind het prachtig en maak zoveel mogelijk foto’s. Onderweg zeker 5-6 marmotten op de weg. Eenmaal boven uiteraard de verplichte foto en daarna rijd ik via Courchevel terug naar het hotel. Wat was dit een ongelofelijk gave rit. Het figuurlijke hoogtepunt van deze korte trip, zonder twijfel.
Fiets in de auto en meteen op pad. Het is nog vrij vroeg dus er is nog tijd voor een tweede etappe. Ik stel mijn navigatie in op de Intermarché in La Chambre. Terwijl ik wat eet en drink, rijd ik er over de perfecte en uitgestorven Franse snelwegen in een uurtje heen. Fiets weer uit de auto en het is tijd voor het vervolg.
Eerst een paar vlakke kilometers, en dan rijd ik onder de D-weg die dwars door de Mauriennevallei loopt. Montvernier is mijn doel en de kenners weten dan meteen welke klim ik wil afvinken: de fameuze Lacets de Montvernier. Een klein weggetje met talloze haarspelden dat prachtig uitgehakt is tegen de steile bergwand. Bijna 4 kilometer genieten. Eigenlijk is deze klim alleen maar een opstapje voor de Col de Chaussy. Zodra ik daar ben, overweeg ik even om te keren, maar ik hier nu toch ben... Het is inmiddels flink warm. Ik doe het rustig aan, pauzeer af en toe even in de schaduw en hang mijn kop in de lokale dorpsfontein. Met het oog op morgen wil ik me echt niet opblazen. Eigenlijk is de 80 km / 3000 hm die ik vandaag totaal doe namelijk sowieso al wel veel van het goede.
De Col de Chaussy is geen lastige klim maar de omstandigheden maken het toch behoorlijk zwaar. Vanaf het eind van de Lacets is het nog zo’n 9 km klimmen. Na het bereiken van de top begin ik aan de afdaling. Het laatste stuk daal je een stuk van de fameuze Madeleine af. Met met net geen 40 km op de klok (en 1150 hm) ben ik weer bij de auto.
Het nadeel van deze tweede etappe is dat ik nu met de auto de Glandon over moet. Alhoewel, is dat een nadeel? Ik vind het prachtig om daar omhoog en weer omlaag te rijden. Wat is dit toch een prachtige col! Ik besluit meteen even langs Vaujany te rijden om mijn startbewijs op te halen en rijd daarna mijn hotel La Douce Montagne in Allemond, waar ik gastvrij onthaald word. Ik ben klaar voor de cyclo (waarover later meer), maar mijn trip is nu al geslaagd!