Goudhaantje Carla Mellema is de vierde fietsvrouw in onze serie Gechickt. Pas op latere leeftijd is het heilige cyclovuur in haar ontbrand. Bijzonder voor iemand die eerder een hekel had aan sport. Maar vanaf het moment dat ze doorhad meer dan gemiddeld fietstalent te hebben bestaat haar leven uit twee wielen, een zadel en een krom stuur. Een prettig gesprek met iemand die naar eigen zeggen belachelijk serieus met haar prestatie bezig is.
Mensen denken vaak dat het te maken heeft met mijn haarkleur, sommigen zeggen ook wel eens goudlokje. Eigenlijk betekent het dat je erg succesvol bent, maar ik ken het vooral van de betekenis ‘geluksvogel’. Dus altijd als het meezit in het leven, noem ik mijzelf een Goudhaantje. En omdat dat nogal vaak is, is die bijnaam blijven hangen. Hij staat inmiddels ook op mijn fiets.
Ik ben pas op mijn 42e met wielrennen begonnen en sinds mijn 46e echt fanatiek. Daarvoor was ik nooit zo sportief. Ik had zelfs een hekel aan sport. Wel ging ik vroeger elk jaar met mijn broer en ook met mijn vriend op fietsvakantie. Ik vond het geweldig om bergop te rijden en was altijd als eerste boven. Na een weekje fietsen in de Franse Alpen besloten we in 2011 een racefiets te kopen. Ik heb toen op de Croix-de-Fer nog een wielrenner ingehaald ondanks mijn zware fiets met bagage, maar toch had ik toen nog geen idee dat ik best wel aardig kon fietsen. Daar kwam ik eigenlijk pas achter tijdens mijn allereerste cyclo, La Vosgienne in 2012. Ik reed daar podium in mijn categorie, maar dat heb ik toen in al mijn onnozelheid gemist. Nadat ik eind 2015 met Peter Slegtenhorst, mijn trainer, ben gaan samenwerken heb ik steeds betere resultaten behaald. Ik word nog elk jaar beter. Dat vind ik gezien mij leeftijd wel heel bijzonder.
Door mijn sport heb ik veel mensen leren kennen en met sommige heb ik regelmatig contact. Ik ben ook serieus blij voor de resultaten die andere dames halen. Het is een hele leuke internationale community. Maar als de startlijst bekend is dan kijk ik wel altijd wie mijn directe concurrentes zijn. Al levert die informatie natuurlijk niks op. Je kan uiteindelijk alleen van jezelf uitgaan.
Vorig jaar mei heb ik een ongeluk gehad en kon ik wonder boven wonder toch starten bij de Tour Transalp. Ik had echter vijf weken niet meer getraind. De Tour Transalp was dus nogal een uitputtingsslag. Een week later was de Marmotte, maar vlak daarvoor werd ik ziek. Ik stond dus vermoeid, uit vorm en ziek aan de start. Op de Glandon besloot ik in de remmen te knijpen. Ik was leeg, had totaal geen energie meer en tot groot vermaak van het publiek zat het snot overal. Uitrijden zou mij meer slecht dan goed hebben gedaan. Ik wachtte vervolgens lang op mijn vriend die in de achterhoede rijdt. Als ik op de Glandon aankom dan kan je nog gewoon je bidons vullen en doorrijden. Maar nu was ik getuige van de waanzin die steeds groter werd. De weg raakte helemaal verstopt met wielrenners. Het was op een gegeven moment geen doorkomen meer aan en al het water was op. Wielrenners deden van ellende maar cola in de bidons. Iedereen vloog alle kanten op in het gras om voorbij de meute te geraken. Dit beeld kende ik helemaal niet en ik vond het verschrikkelijk om te zien. Dit heeft voor mij niks met het rijden van een cyclo te maken. Ik moest ook nog heel lang wachten voordat ik tegen de stroom in weer terug naar Bourg-d’Oisans kon gaan. Overigens waren sommige mensen verbaasd dat ik mijn rit niet op Strava had gezet. Die staat er inmiddels wel op.
Belachelijk serieus. Ik ben er eigenlijk altijd mee bezig en zet er alles voor opzij. Wat dat betreft moet ik mijzelf wel eens tot de orde roepen. Het is maar een hobby. Maar ik vind het zo geweldig om te doen en ik ben zo trots dat ik dit niveau nog heb bereikt. Gelukkig is mijn vriend ook erg trots en klaagt hij nooit over al de tijd die ik aan het wielrennen besteed. Mijn leven bestaat bijna alleen uit werken, trainen, eten en slapen. Ik vraag mij regelmatig af hoe lang ik dat nog kan volhouden, zeker in de winterperiode als het allemaal nog niet zo makkelijk gaat. Maar als het dan lente wordt en ik langzaam in vorm raak, dan geniet ik zo enorm van de trainingen. Dat je helemaal kapot thuiskomt, maar je hoofd vol energie. Dan is afzien heerlijk. Daar doe ik het voor.
Eigenlijk kan ik niet kiezen, dat zijn er zoveel. Tijdens de Ötztaler Radmarathon 2019 verbeterde ik mijn tijd met 12 minuten en werd 1e in mijn categorie. Podium bij de Ötz is wel heel speciaal. Ik was een uur sneller dan de nummers twee en drie. Maar ook het voor de tweede keer winnen van de Tour Transalp samen met Linda Stuurman zo kort na mijn ongeluk waarbij ik mijn sleutelbeen brak en mijn heup ernstig blesseerde, vind ik nog altijd heel bijzonder. Dat ik ruim vijf weken na mijn ongeluk toch aan de start stond was al meer dan ik had durven dromen. Winnen had ik nooit kunnen bedenken. Het winnen van de Giro Sardegna in 2017, waar ik na een valpartij twee etappes eerder mijn leidende positie verloor en weer heb teruggepakt bij een finish bergop zal ik ook nooit meer vergeten. Die overwinning smaakte zo zoet. Mijn tweede plek bij de Marmotte Alpes is uiteraard ook een hele mooie en spreekt collega-wielrenners uiteraard altijd het meeste aan. Overigens hoorde ik pas op het podium dat ik tweede was geworden, want ik stond op de website al die tijd nog als winnares. Het was al omgeroepen en ik was al door veel mensen gefeliciteerd. Dat was heel zuur en daarom staat die voor mij niet bovenaan.
Om eerlijk te zijn vind ik dat niet zo belangrijk. Het gaat uiteindelijk meer om de tijd die je op de fiets zit en hoe je die tijd besteed. Buiten train ik ongeveer 16.000 km per jaar. Mijn Tacx- en woon-werkkilometers registreer ik niet.
Dat maakt mij op zich niks uit. Wat wel vaak lastig is, is dat ik geen idee heb waar mijn concurrentes zich bevinden. Tijdens de 2018 Marmotte Pyreneeën riep iemand langs de kant dat er nog één dame voor mij reed. Toen ik die had ingehaald hoopte ik dus dat ik eerste was. Uiteindelijk is er een dame 36 seconden voor mij gefinisht. Ik heb haar nooit gezien. Ik had graag geweten dat er zo kort voor mij nog een dame reed. Ik houd mijzelf sindsdien maar voor dat er iemand vlak voor mij rijdt en vlak achter mij. Oftewel, ik kan altijd mijn positie nog verbeteren, maar ook verliezen. Daarnaast heb ik soms te maken met concurrentes die met een haas rijden. Al maken we allemaal wel gebruik van de mannen als we in een groep rijden, een persoonlijke haas levert een voordeel op. Ik moet ook altijd stoppen om mijn bidons te vullen. Ik heb geen enkele ondersteuning. Wat dat betreft zou ik de wedstrijd graag ‘wat eerlijker’ willen.
De meeste mensen in mijn omgeving hebben geen idee wat ik precies doe en zeker niet hoeveel tijd en energie het kost. Wel heeft mijn omgeving inmiddels door hoe belangrijk het voor mij is. Mijn ouders zijn erg trots. Mijn vriend is mijn grootste fan. Zonder hem had ik dit nooit allemaal kunnen doen. Gelukkig fiets hij zelf ook erg graag en delen we de passie. Wel ieder op zijn eigen wijze.
Het enige dat ik kan bedenken is bij de start aparte toiletten voor vrouwen. Als het even kan duik ik zelf liever de bosjes in. Dat is een stuk sneller en frisser.
Ik ken veel fanatieke fietsvrouwen. Maar er zijn ook heel veel vrouwen zijn die gewoon graag fietsen, net als bij de mannen. Ik geloof niet dat vrouwen per definitie fanatieker zouden zijn.
Wielrennen geeft mij een enorme uitdaging, een kans om veel buiten te zijn, een reden om naar de mooiste plekken te reizen, het ontmoeten van mensen met dezelfde passie, een spannende competitie en een excuus om mooie spullen te kopen. En sporten is natuurlijk gezond. Maar iedereen, vrouw of man, moet vooral doen waar die zin in heeft.
Nee. Ik zit zelf ook altijd prima op reguliere fietsmaten.
Ja, ik denk zeker dat het serieus wordt genomen. Commercieel zit er nog wel groei in. De visie van Marianne Vos daarover in de podcast van Laurens ten Dam is wel het luisteren waard. Zij kan het beter verwoorden dan ik.
Ik zou natuurlijk dolgraag nog een keer een aansprekende cyclo willen winnen. Maar die kans acht ik niet erg groot. De concurrentie wordt steeds groter en sterker. En het is maar de vraag of het mij dit jaar ook weer lukt om weer wat beter te worden. Als ik niet meer om podiumplekken kan strijden ga ik mij toeleggen op de lange afstanden, zoals de Tour du Mont Blanc, het Alpenbrevet, Tour des Stations e.d.
Mallorca 312 voor de uitdaging. Daarna volgt een drieluik in de Vogezen. Vervolgens de Dolomieten Marathon en de Ötztaler Radmarathon. In september sta ik voor de eerste keer aan de start van de Riderman. Dat is dit jaar mijn enige meerdaagse. Ik hoop vooral overal te genieten. Dat levert vaak ook de beste resultaten op.
Of ik geen spijt heb dat ik pas zo laat ben gaan fietsen.
Ja, natuurlijk! De ‘wat als’ speelt dan ook vaak door mijn hoofd. In een volgend leven kom ik dan ook zeker terug als prof. En tegen die tijd is het vrouwenwielrennen ook net zo zwaar en belangrijk als bij de mannen. Dat lijkt mij fantastisch! Om dan de Tour de France te winnen.