We schrijven 2006, Bourg d’Oisans. Ik sta met 2 fietsmaten op een veldje op camping Les Cascades, aan de voet van Alpe d’Huez. Het is mijn tweede seizoen op de fiets, en mijn eerste serieuze seizoen. Althans, ik vind van mezelf dat ik me serieus heb voorbereid. 2600 trainingskilometers heb ik in de benen, met daarbij vooral stukjes van 50-60 km. Als ik er nu op terugkijk vind ik het helemaal niks, maar op dat moment was ik er trots op.
12 jaar geleden inmiddels. Hier aan de vooravond van mijn eerste cyclo.
Ik reed op een verkeerde, lees te kleine, fiets met verkeerde (lees prof-) kleding met een verkeerd (lees te groot) verzet van 34x25. Nog steeds een paar kg te zwaar met 0,0 ervaring in de bergen. Geen hoogtemeter gemaakt dat seizoen, niet eens in Limburg. Het zou een uitdaging worden, zoveel was duidelijk. Tot overmaat van ramp kwam ik ook nog koud van het vliegveld, want ik moest mijn moeder helpen verhuizen terwijl mijn maten al een paar dagen ter plekke waren.
We stonden niet alleen op het veldje. Links twee mannen van de Veluwe. Stef en Jaap. Ze hebben hun vrouwen bij zich, maar die bemoeien zich niet met fietsen. Die praten liever de hele dag over nagellak. Geef ze eens ongelijk. Beide mannen kunnen een aardig potje fietsen en hebben veel cyclo-ervaring. Ze proberen ons allerlei tips te geven ("eet pasta met bruine suiker") waar wij alleen maar onzeker van worden. Ervaring hebben wij eigenlijk helemaal niet, voor ons drieën is het onze eerste cyclo. Mijn twee fietsmaten zijn overigens wel goedgetrainde roeiers, vele malen sterker dan ikzelf. Aan de rechter kant staat Harmen. Harmen is een ambtenaar uit Voorburg die in Den Haag werkt. “Ik heb dit jaar weinig getraind”, zegt hij herhaaldelijk, terwijl hij nog een shaggie opsteekt. Later pas leerde ik dat dit betekent dat je enorm veel hebt gefietst. Zijn uitgemergelde lijf en peperdure Look fiets met Campagnolo Record boezemt angst in. Iedere avond wordt de Look minutieus in z’n station getild, met hulp van zijn vrouw die ook mee is. Hij rijdt de Marmotte voor de 11e keer. Naast Harmen staat een echtpaar dat bij toeval in Bourg d’Oisans terecht is gekomen. Van de Marmotte hadden ze nog nooit gehoord, maar ze vinden het prachtig, al die fietsers. ’s Ochtends draaien ze hun tuinstoelen richting het veld en observeren de hele dag wat iedereen doet.
Het veld wordt compleet gemaakt door twee leraren uit Zwolle. Bert en Henk, hoe kan het ook anders? Hun voorbereiding is op z’n minst opmerkelijk te noemen. Ik vraag naar hun trainingskilometers, pas later leerde ik dat je dit nooit moet vragen omdat iedereen toch liegt. Maar Bert en Henk zijn eerlijk: “500 km”. Oef. Dat wordt zwaar, dat zien ze zelf ook wel in. Bert rijdt op loodzware, stalen Gazelle met een extra diagonale buis door zijn frame. Er zit Sora 3x9 op. 30x25 is zijn lichtste verzet. De boel schakelt amper. Hij is ermee naar de FM geweest maar die zag er geen gat in. De fiets van zijn maat is zo mogelijk nog ouder en zwaarder. Iedereen houdt zijn hart vast. Daags voor de grote dag rijden ze de Glandon op. Daarover doen ze ongeveer 4 uur, inclusief stops. Bovenop hadden ze eerst maar eens een uurtje in het gras gelegen. “Ik mag graag in het gras liggen”, zegt Bert met een Drents accent.
Fast forward naar de grote dag. Iedereen is al lang en breed gefinisht en zit gezellig in een kring op het veld. Het echtpaar serveert koud bier en hapjes, alsof we hun kinderen zijn. De sterke verhalen volgen elkaar in rap tempo op. In een poging het heftigste verhaal te houden biecht ik op dat ik op de Alpe jankend op mijn fiets zat, zo kapot zat ik. Niemand is onder de indruk, en iemand begint een nieuw verhaal dat nóg indrukwekkender is. De grote afwezigen zijn Bert en Henk. Niemand heeft ze gezien en niemand weet waar ze zijn. Buurman Stef, de Marmotte in 7:00 all-in heeft uitgereden, loopt af zenuwachtig heen en weer naar de weg, om te kijken of ze er al aankomen. Ineens komt hij terug naar het veld rennen, pakt zijn überlichte Scott met Dura Ace en fietst als een gek op zijn teenslippers de camping af. “Het zijn ze!”.
Een half uur later komt bij pas weer de camping op bollen. “Man wat zaten die kapot”. De mannen wilden er de brui aan geven, maar Stef heeft ze zover gekregen dat ze door gingen, ondanks het feit dat ze natuurlijk al lang buiten tijd waren. Een paar kilometer lang is hij met ze meegefietst en sprak ze moed in.
Gespannen wachten we af. Een uur gaat voorbij. Niks. Nog eens 30 minuten gaan voorbij. Nog niks. Moeten we een auto pakken en omhoog rijden? Beetje lastig want iedereen heeft al aardig wat biertjes op. Eindelijk komen ze dan de camping oprijden. Ze smijten hun fiets letterlijk in de bosjes en ploffen neer op een tuinstoel. Zelden hebben we twee volwassen mannen gezien die zo tegen hun eigen grenzen zijn aangelopen.
Diep respect hebben we voor deze mannen. Iedereen rijdt de
Marmotte op z’n eigen niveau, iedere renner levert zijn eigen strijd. Wat kan
fietsen toch mooi zijn. En zwaar.